maandag 11 februari 2019

De bevrijding van alles verlaten om Kristus' wil!

Wij moeten alles verlaten om Zijn wil!

Zo zegt Jezus in Lucas 14:25, en met verbazing als opmerkelijkheid wordt dit door zoekenden, ongelovigen en halfgelovigen bezien. Als menselijk mens is men verkleeft aan de zaken van het eigen leven, de bezigheden, doelen, verplichtingen, liefheden, waaromheen zijn leven draait.

God heeft echter de gelovige voor grotere dingen voorbestemd. En gelast de mens zich daarom los te maken van het aardse, niet geheel, niet zoals een kloosterling, maar voor alles Gods wil te zetten en in alle dingen God te eren, waarin ook de ware bedoeling van aardse dingen gelegen is.

Maar hoe sterk zijn wij mensen geneigd tot makkelijke denken! De mens hoort dit, gaat heen, en maakt ervan de wandel in de wereld met wat godsdienstigheid te omstralen, wat dan weer vervallen kan tot zelfrechtvaardigd aards denken.

Neen! Zo moet men het zien: Alles moet men verlaten, alles in de wereld afsnijden, werkelijk afsnijden, alles in de wereld loslaten, om Kristus in alles boven alles te stellen.

Deze woorden van Kristus in Lucas 14 zijn niet ter pijniging om de genegenheid en verplichting aan verwanten, ook gegrond in de natuur, tegen te gaan, ter nodeloze zelfpijniging, het goede in de wereld zich te ontzeggen, maar zijn er om de mens Vrij te maken! Door Kristus boven al te stellen. Vrij te maken van de wereldse dingen, ook natuurlijk van geld en goed, van eigen aanzien en eer, van al te sterk trekkende menselijke neigingen die ook goed kunnen zijn, zoals zorg om de ander, een wens aan de wereld bij te dragen, enzovoorts. Beslissend is alleen dat men niet door deze dingen in de wereld bevangen wordt, oogkleppen op doet en daardoor verblind, zodat hoofd- en bijzaken niet onderscheiden meer worden. Dat men zich niet, ook in liefhebbende zin, aan iemand verkleeft zodat als die mens onder gaat of onheil ondervindt men dat zelf evenzeer gevoelt, los van God en eigen leven, daar in meegetrokken wordt en mede ondergaat en lijden ondervindt dat men niet kan verhelpen. Wij moeten altijd gedenken dat God alles laat geschieden naar zijn doel.

Nuchterheid wordt ook geleerd door de vergelijking van de onrechtvaardige rentmeester, Lucas 16:1, nuchter moeten wij omgaan met de dingen in de wereld, geld inbegrepen. Onverblind, onbevangen, in kracht in de wereld handelend.

En zegt Kristus ons dit op halfslachtige, lusteloze wijze, te doen? Volkomen het tegendeel! Hij zegt "wie niet háát...", wie niet háát zijn naaste verwaten en zelfs zijn leven, kan zijn discipel (leerling) niet zijn! De ware gelovige ziet de schat van het geloof, schitteren in zijn hart en aangezicht, ziet de grootheids Gods, Zijn macht, en ziet de verkleefdheid aan wereldse dingen voor wat ze zijn, dwaasheid. Daarom spitst hij zich toe, dag en nacht, in de morgen en de avond, in gebed, in schriftlezing, in navorsing, in erediensten, in horen, zien en spreken om God te zoeken, dienen en eren, met heel zijn hart en heel zijn verstand. Als een zich inspannende sporter in het leven. Wat is Gods wil? Is zijn immerdurende gedachte. Al zijn taken in de wereld ziet hij vanuit dienstbaarheid aan God.

Dit is ook het beste voor dit leven, daarom staat geschreven in Spreuken: Beveel de Here uw werken, dan zal uw voornemen gelukken.

Wij moeten ons los van de wereld maken om God te dienen en niet in de val raken van de gelijkenis van de zaaier, waar het zaad dat in de doornen komt dat verstrikt raakt door rijkdom of zorgen even opkomt maar dan ten onder gaat. Los moet men zich daardoor maken van het tastbare! Verstandige onthechting nastreven, op nuchtere wijze.

Een hulp daarbij is bewustheid dat Kristus komt zoals omschreven is als een dief in de nacht. Van twee in het veld zal er één zalig worden, één verloren gaan. Wij moeten immer waakzaam zijn en dat voortdurend in herinnering brengen.

Zoals ook Kristus ons opdraagt: Maakt u geen zorgen om de dag van morgen want elke dag heeft genoeg aan zijn eigen zorg. Een gebod. Er is natuurlijk soms een verplichting in een voorbereiding voor een toekomende zwarigheid, maar dat is een zorg van die dag, de voorbereidingen daarvoor moet men als hedendaagse zakelijke verplichting zien. Wij moeten meer God vrezen dan de mensen en de wereld.

In dit leven moet men dagelijks God zoeken en vinden en geestelijk door deze geestelijke wereld gaan.

zaterdag 14 november 2015

Over dans, spel, komedie, ofwel wereldse vermaken.

Wereldse vermaken zijn op zichzelf goede giften van God, doch mogen geen hoofddoel worden.

De voorgaande berichten zijn toch te beredeneerd, toch wat dor, en niet in de echt goede geest geschreven. Wat ik wens is bemoedigend schrijven, het goede aanwakkeren en belangrijke waarheid belichten, in ware goede geest, met Godsachting en nederigheid, besef van eigen gebrek en kleinheid.

Nu een schijfseltje over Kuypers, of de gereformeerde, opvattingen over verschillende vermaken: kaartspel, schouwburg, dans. Mijns inziens vermaken die op dezelfde lijn staan met de huidige wereldse bezigheden: computerspel, tv en film, uitgaan. Kuyper begint steeds met te stellen dat de zaken op zichzelf niet verkeerd zijn: Spel is ons niet verboden, in de kaarten schuilt niets demonisch; Fictie is niet zondig, het verbeeldingsleven is een gave Gods; Dans is op zichzelf niet bezwaarlijk.

De Calvinistische weerstand is gericht tegen de zaken tot hoogste doel maken, zonder achting op God en het heilige. Kaartspel kan leiden tot meer te vertrouwen op geluk dan God, meer op het voorspoedige toeval dan op dege inspanning, en kan daardoor boze neiging kweken. Wat stuit in de schouwburg is het onzedelijke offer dat gevergd wordt, waar de mens zich verlaagt, waardoor zijn karakter verlaagd, en hij zedelijk ontadeld. Verweten wordt bepaalde dans, blijkend uit toon, blik en houding, dat ze voornamelijk vleselijk gericht is.

Bezwaren vooral dus tegen verlies van waardigheid, besmetten van de ziel door het af te trekken en af te snijden van het allerhoogste, waardoor het in lege eenzaamheid achter wordt gelaten. Ten slotte enige woorden van Kuyper zelf: "[Dans, spel en komedie] gold in [het wereldsch deel der wereld] niet als bijzaak maar als hoofdzaak voor het leven, en het bitterst gesmaad en het felst bestookt werd juist hij, die deze drie heerlijkheden aan dorst randen."
Het is van alle tijden, het smaden en bestoken, tegen hen die bezwaren tegen bepaalde vermaken hebben. En de grote Kuyper licht ons in waarom: dit is de hoofdzaak, het levensdoel dezer, valt men dat af, dan valt men hun levensdoel af, en dan kan men niet anders dan de grootste tegenstand verwachten. Verder stelt deze diepzinnige gereformeerde voorman: "En juist deswege bekenden ze hoe feitelijk in deze drie de Rubicon lag, die niet mocht worden overgetrokken, of de ernst des levens legde het voor het levensspel, de vreeze des Heeren voor de jacht naar zingenot, af."
Kuyper stelt de tegenstelling helder en scherp: de keuze is tussen het spel in het leven, of de ernst van het leven, wat hoort de hoogste stede te bezitten? En: Wat hoort de hoofdzaak te zijn? Het tijdelijk bestaan, de jacht naar zingenot? Of de vreze des Heren, achting voor het grotere? Een eenvoudige vraag voor een ernstig mens.

donderdag 15 oktober 2015

Over het dragen van tegenspoed.

(Afgeleid uit dat verheven werk van die zeer wijze: Calvijns Institutie.)
Het heeft geen zin ze eens over te lezen. Men moet ze onthouden om in tegenslag wapen en moed te hebben.

De tegenspoed is de weg pad naar het grootste heil. Ook werelds gesproken de grootste daden, de mooiste hoogten. Wat met gemak verkregen kan worden heeft geen waarde. Maar meer dan menselijk en werelds heil is hemels heil, waarlijk het hoogste heil.
Tegenslag leert ons verstaan hoe groot onze eigen zwakheid is.
Tegenslag breekt daarmee onze aanmatigheid en zelf-vleierij, onze zelfmisleidende trots.

Het is de grond voor de grootste schoonheid, de innerlijke. Door geduldig lijden van tegenslag leert men ware nederigheid, de edelste schoonheid die een mens hemels doet schitteren.

Ons vlees is als wilde paarden. Zijn die enkele dagen goed gevoed zonder werk, dan zijn ze haast niet meer te temmen. Daarom is tegenslag nodig.

Wie in verdrukking vertrouwend op Gods steun staande blijft leert volharding, en leert daarmee dat God ons waarlijk bijstaat.
Het is een grote eer te lijden om der gerechtigheid wil, te beseffen dat God ons dat waardig gekeurd heeft is een bijzondere vertroosting. Het geldt niet alleen die lijden om het evangelie maar om iedere bescherming der gerechtigheid.

Wijze en edele woorden van die grote man, Paulus:
Wij zijn in druk, maar niet in het nauw.
Om raad verlegen, maar niet radeloos.
Vervolgd, maar niet verlaten.
Ter aarde geworpen, maar niet verloren.

Om de vrome harten van wanhoop verre te houden is geschreven:
Dat Christus heeft geweend om eigen en ander verdriet, Hij heeft die treuren zalig gesproken. De schrift looft de vromen wegens hun kracht der verdraagzaamheid.
En die lijdt is gerust want weet: De Here heeft het gewild.

dinsdag 28 april 2015

Over het vraagstuk van het lijden.

Het vraagstuk van het lijden stelt: Als God almachtig en goed is, waarom is er dan lijden?

Het onmiddellijke en kortste, maar ook ondiplomatieke, antwoord luidt: omdat lijden goed is. Een antwoord dat zal leiden tot misverstanden, daarom een wat langer antwoord: omdat zonder de kans op kwaad er geen bestaan kan zijn, terwijl bestaan zelf goed is.

Het antwoord op de vraag komt voort uit het wezen van bestaan. Stel een wereld zonder lijden, ofwel een wereld zonder kwaad (in de vraag wordt lijden gelijk gesteld met kwaad omdat gesteld wordt dat als God goed en almachtig is er geen lijden zou moeten zijn). Een wereld zonder kwaad is gelijk aan een wereld zonder de kans op kwaad. Dit is uiteindelijk een volledig voorbestemde wereld, zie verder. Als alles voorbestemd is is er geen bestaan, alleen een leerstuk, een theorie, alles is afgerond, er is stilstand. Bestaan is niet.
Mogelijk stelt men dat er alleen meer "goed" en minder "goed" is en dus onbestemdheid en daardoor dus bestaan. Maar de reden waarom men handelt is vanwege een hoop op een, zoals men dat ziet, goede uitkomst. Als de minste uitkomst een "minder goed" is, is dat al gegeven, de beweegreden is een hoop op een betere uitkomst. Als die niet uitkomt is er dus een verlies, en dus een kwade uitkomst. Wat goed of kwaad is is altijd betrekkelijk, het is een beoordeelde uitkomst vergeleken bij een andere mogelijke uitkomst.
Bij de onmogelijkheid tot kwaad is er dus geen bestaan.
Dus als men zou stellen dat God niet almachtig en goed kan zijn omdat de mogelijkheid tot kwaad moet bestaan voor bestaan, dan is zoals eerder gesteld, het antwoord daarop dat bestaan op zichzelf goed is. Alles wat bestaat heeft een bepaalde, meer of mindere, waarde. Bij geen bestaan is er geen waarde, dit is eenvoudig slecht, ofwel kwaad. Op grond daarvan is die betekenis van goed niet goed te noemen want het uitbannen van lijden zou niet goed zijn.

Waar komt de vraag uit voort?
Uiteindelijk komt de vraag voort uit een beperkte kennis van waarde en beginselen rond goed en slecht.
Vanwege het verlies van grotere waarden in onze huidige tijd, er is geen ernstige waardenvereenzelviging met zaken voorbij de eigen levenstijd (gemeenschap, overleveringen, godsdienst), de waarden verminderen in tijdspanne tot het punt dat men goed gelijk gaat stellen aan onmiddellijk goed gevoel. Daaruit dan volgt de opvatting dat slecht gevoel, lijden, gelijk staat aan kwaad. Iemand met een diepere waardenkennis zal gelijk aanvoelen dat de vraag op gebieden mank is, maar dat is iets anders dan een verstandelijke ontleding geven, welke ik getracht heb met dit stuk.

zaterdag 14 maart 2015

Evenwicht zoeken tussen het heiligste en onmiddellijke.

Vindt en verinnerlijk eerst de waarheid op vaste gronden. Voeg u vast in de rangen Gods. Bewapen u met de wijsheid Gods, de verwachting Zijner algoedheid, de zekerheid der wijste waarheden, de vreugde en liefde die uit God komen. Dat eerst, dan het volgende.

In een rasse wereld moet men koen zijn, stoutmoedig voor het goede, het rechte Gods. De strijd kan plots komen, doe dan alsof er voortdurende strijd is, verslap niet. Wees waakzaam vertrouwende op God. Die dwaas is blijft nog even liggen, zoekt nog even gemak. Die gebonden is door duistere geesten evenzo, door de gehechtheid aan aardse voordelen of genoegens, deze zijn op zichzelf niet slecht, maar worden goed benut en ten beste genoten als ze ten dienste van God zijn, en volgens Zijn wijze wegen gevormd.

In evenwichtigheid ligt wijsheid, het heiligste komt eerst, maar zich alleen, of te veel, op het onzichtbaarste heiligste richten is eenzijdig en doet de onmiddellijke wereld te kort. Het andere uiterste is zich alleen op het aardse, het onmiddellijke, te richten. De vormen van de tussenweg zijn de hoogste waarheid, de gulden middenweg.

vrijdag 13 maart 2015

De invloed der belevingen op het innerlijk.

Zo een mens niet zonder aards voedsel kan kan het niet zonder geestelijk voedsel. Zonder aards voedsel verzwakt een mens, tracht zijn krachten te sparen, een jongeling schaadt zijn groei, volwassen is hij kleiner dan de welgevoedden, ziektes treden op vanwege gebrek aan voedingsstoffen. Soortgelijk schade op geestelijke wijze ondervindt de mens als hij geen geestelijk voedsel krijgt. Hij heeft voortdurend geestelijk voedsel nodig, zoals een auto brandstof, anders kan hij niet werkelijk wijs goed doen.

Maar ook gif kan ingenomen worden. Korintiers 5 meldt het volgende. "Ga niet om met hoereerders, geldgierigen, afgodendienaars, lasteraars, dronkaards, oplichters." Ofwel, vermijd de dwazen waardoor men slecht wordt, maar zoekt de vrome wijzen waardoor men zelf kalme wijsheid verkrijgt. Want men leeft wat men beleefd. Men is wat men eet, geestelijk. Erger dan geen voedsel is gif.

Nu is er de heilige man, de godvruchtige, de grote wijze. Als mens vanzelf zondig, maar daden doend die alleen met de Heilige Geest verkregen kunnen worden. Mannen van naam, lang geroemd, geëerd vanwege de grote zege die zij waren voor mensheid. Ver zijn zij te zoeken, want geen vluchtige voorspoed brengen zij, dat geprezen wordt door de vele oppervlakkigen, maar bestendige voorspoed voor immerdoor, voorspoed voor de ziel, de geest. (schrijf over de grote wijze van het grote gouden rijk)

Een verlossende adem is het Gods heerlijke waarheid in te teugen. Een eerste verlossing te vinden van benauwenis, bekneld geweest, gebonden door duivels bondgenoten, dan bevrijding van een knelling. God is groot, God heeft mij bevrijd!

dinsdag 1 juli 2014

Geloof is het Licht Gods zien.

De enige manier om het kwaad te overwinnen is om een groter licht te bezitten. De enige manier om een ellende te overwinnen is om een groter geluk te hebben. De enige manier om een breuk te overkomen is een sterkere heler te bezitten. En de enige manier om het lijden van het nu te overwinnen is een groter schat aan het eind van het lijden te bezitten.

Geloof en christen zijn is Gods schitterend licht te zien, Zijn heerlijkheid en glorie, Zijn weldoenendheid, Zijn glans, Hij die koelte geeft in de hitte en warmte in de kou. Het is niet een bepaald stelsel aanhangen, een redenering of koud feit, maar de schone glans Gods zien, het Grote Geheimenis onthuld gehad, waaruit een stelsel, redenering en werken volgen, maar die redelijkerwijs, zoals een middel een doel volgt, ten laatste komen.

Zij die een leegte hebben in stede van dit Licht zullen door uiterlijkheden, uiterlijke krachten worden geleid in doen en denken. Naar uiterlijk oordelen, zoals naar redeneringen, naar theorie en feiten, niet naar het hart. Deze armen, dolende in duistere mistige laagliggende moerassen, kunnen alleen dat zien. Hoe zijn zij op te heffen? God wenst niet de dood van de zondaar, maar zijn redding. Hoe anders dan hun dat heerlijke stralende Licht voor te houden? Maar hoe kan men dit als men deze zondaren niet lief heeft? Zoals God ons opdraagt “Heb uw vijanden lief, bídt voor hen die u vervolgen.” Lief hebben die met nijd ons willen doen struikelen, met indringende haat en duister gemoed ons te niet willen doen. En dit kunnen wij als wij het grotere licht zien, het groter geheel, voorbij die strijd; dan zien wij niet ons en onze vijand, alleen maar God, de apostelen, de heiligen en de engelen en hun oordeel. Dan zien wij het belangrijkste geschiedden op aarde, die wereldomkerende gebeurtenis, de Grote Opoffering (de kruisiging).  Het geldige oordeel is van het hart niet uiterlijke krachten, kracht van het hart niet van de arm. Die zich richt op de uiterlijke krachten maakt zich als een primitief beest, die alleen het tijdelijke en oppervlakkige kent, gedreven door de korte stondegerichte instincten, hij oordeelt het tijdelijke en oppervlakkige. Wie zal een beest, dat geen verstand heeft, slechts oerinstincten, als persoonlijke gevoelde vijand zien? Zal men dan ook een kind, of een grote rollende steen als persoonlijk gevoelde vijand zien? Wat is een steen bij een mens? Een wild beest bij een mens? Een verlorene bij een verkorene?